Inhoud
Verduidelijkingen en bijkomende overwegingen bij het belang van functionele theorieën
Samenvatting
In het recent verschenen themanummer van Gedragstherapie rond Skinner, schreven we een bijdrage over de relatie tussen het werk van Skinner enerzijds, en relational frame theory (RFT) anderzijds. Ten Broeke en Korrelboom (2024) reageren op onze bespreking, waarbij de kern van hun betoog is dat wij zouden beweren dat in de huidige gedragstherapeutische functieanalyses te zeer wordt uitgegaan van de feitelijke leefwereld van de patiënt en onvoldoende van de subjectieve beleving daarvan. Deze bezorgdheid berust naar onze mening op een misverstand. Wel zien we aanknopingspunten voor een alternatief conceptueel en theoretisch kader voor het maken van functionele analyses en de daarbij horende betekenisanalyses, waarbij een cognitieve visie op begrippen als CS, US en CR plaatsmaakt voor strikt functionele begrippen, zoals regelgeleid gedrag en AARR.
Kernboodschappen voor de klinische praktijk
- Functionele analyses zoals die werden uitgevoerd voor de komst van de cognitieve gedragstherapie, beperkten zich ertoe te beschrijven hoe gedrag een functie is van feitelijke contingenties in de omgeving.
- Zowel de cognitieve benadering als Skinner stelt dat het beter is om ook de subjectieve beleving van de patiënt te betrekken in analyses.
- Om dit te doen worden de oorspronkelijke functionele analyses in de cognitieve benadering wat vervormd om ze toe te kunnen passen. Wij pleiten voor een nieuw begrippenkader op basis van de theorie van Skinner en de relational frame theory.
Op vraag van de redacteurs van het themanummer rond Skinner, schreven we recent een bijdrage over de relatie tussen het werk van Skinner enerzijds, en relational frame theory (RFT) anderzijds (De Houwer & Boddez, 2023). Hierbij gingen we ook in op de klinische implicaties van de ideeën van Skinner en RFT, meer bepaald rond het opstellen van functionele analyses. In een reactie op onze bijdrage focussen ten Broeke en Korrelboom (2024) op onze bespreking van de klinische implicaties. De kern van hun betoog is dat wij zouden beweren dat 'in de huidige gedragstherapeutische functieanalyses ten onrechte te zeer wordt uitgegaan van de feitelijke leefwereld van de patiënt en onvoldoende van de subjectieve beleving daarvan', wat volgens hen 'op flink gespannen voet [staat] met de ter zake relevante literatuur en met de feitelijke behandelpraktijk' (p. 210).
Deze bezorgdheid berust naar onze mening op een misverstand. We beargumenteerden dat de ideeën van Skinner rond regelgeleid gedrag en de uitwerking ervan binnen de RFT een aanpassing vereisen van traditionele functionele analyses. Hiermee doelden we op analyses die het gedrag van mensen uitsluitend beschrijven 'met behulp van functionele begrippen en principes die ontwikkeld zijn op basis van dieronderzoek' en 'waarin gedrag enkel begrepen wordt vanuit feitelijke contingenties in de omgeving' (De Houwer & Boddez, 2023, p. 406). In de inleiding verduidelijkten we dat het begrip 'functioneel' voor ons verwijst naar hoe gedrag een functie is van elementen in de (vroegere en huidige) omgeving zonder dat er verwezen wordt naar de cognitieve mechanismen waardoor omgeving een impact heeft op gedrag. Het gaat dus om functionele analyses zoals die oorspronkelijk werden uitgevoerd in de gedragstherapie, voor de komst van de cognitieve gedragstherapie en zoals die nu nog steeds gebruikelijk zijn in de toegepaste gedragsanalyse (applied behavior analysis; zie bijvoorbeeld Roane et al., 2015).
Een van de centrale punten in ons oorspronkelijk artikel was dat het werk van Skinner rond regelgeleid gedrag en de verderzetting hiervan binnen de RFT-literatuur impliceren dat dergelijke traditionele functionele analyses tekortschieten voor de analyse van het gedrag van talige personen. Onze reden om deze boodschap onder de aandacht te brengen was niet om de lezer eraan te herinneren dat traditionele functionele analyses tekortschieten – wij zijn ons weldegelijk bewust van het feit dat net deze conclusie mee aan de basis lag van het ontstaan van de cognitieve benadering binnen de gedragstherapie en dat die conclusie algemeen aanvaard wordt door cognitieve gedragstherapeuten. Onze doelstelling was om duidelijk te maken dat deze conclusie óók volgt uit het werk van Skinner zelf en uit meer recent (RFT-gerelateerd) werk binnen de functionele (gedragsanalytische) benadering in de psychologie (zie Dixon & Hayes, 2022). Gezien de misverstanden over het werk van Skinner en de frequente discussies over de relatie tussen de cognitieve therapie en de (traditionele, strikt functionele) gedragstherapie, alsook de recente aandacht voor acceptance and commitment therapy (ACT), leek het ons waardevol om, in het kader van een themanummer rond Skinner, de ideeën van Skinner rond regelgeleid gedrag in herinnering te brengen en te verduidelijken hoe deze gerelateerd zijn aan RFT, ACT en functionele analyses zoals deze in de huidige praktijk van de cognitieve gedragstherapie courant zijn.
Met betrekking tot dat laatste punt benadrukten we zowel raakvlakken als verschillen. We waren enigszins verrast dat ten Broeke en Korrelboom onze bespreking van de raakvlakken blijkbaar over het hoofd hebben gezien. Zo schreven we op pagina 413 dat een functionele analyse in termen van regelgeleid gedrag of arbitrarily applicable relational responding (AARR) veel weg heeft van 'hoe een cognitieve gedragstherapeut een functionele analyse uitvoert (zie bijvoorbeeld: Vanden Bogaerde et al., 2022). Ook cognitieve gedragstherapeuten zullen niet enkel kijken naar de feitelijke leefwereld van de patiënt, maar tevens naar diens subjectieve leefwereld, zowel wat betreft de gepercipieerde gevolgen van gedrag als de subjectieve betekenis van gebeurtenissen in de omgeving. Door rekening te houden met de ideeën van regelgeleid gedrag en AARR wordt de kloof tussen een strikt functionele en een meer cognitief geïnspireerde klinische praktijk dus duidelijk kleiner.'
Blijft nog de vraag die ten Broeke en Korrelboom stellen in de titel van hun reactie: 'Voor welke problemen bieden regelgeleid gedrag en de functionele analyse 2.0 eigenlijk oplossingen?' Deze vraag lag niet aan de basis van ons oorspronkelijk artikel – zoals eerder gezegd bestond onze opdracht er voornamelijk in om de relatie tussen het werk van Skinner en RFT te duiden – maar het is wel een interessante vraag. Een aanzet tot het beantwoorden van deze vraag kan gevonden worden in ons oorspronkelijk artikel, meer bepaald in de bespreking van de verschillen tussen een strikt functionele en een meer cognitief geïnspireerde klinische praktijk. Om dit te stofferen kunnen we opnieuw citeren uit het oorspronkelijk artikel: 'Toch blijven er belangrijke verschillen. Voor een functionele therapeut is de subjectieve leefwereld van de patiënt geen mentale toestand binnen in de patiënt, maar een geheel van gedragingen. […] De functioneel geïnspireerde therapeut blijft zich dus beperken tot het perspectief van een buitenstaander die de patiënt zich ziet gedragen in een historische context, maar die nu gebruikmaakt van een breder conceptueel arsenaal, waaronder de begrippen regelgeleid gedrag en AARR' (p. 413). Het verschil tussen een strikt functionele en meer cognitief geïnspireerde klinische praktijk is dus vooral een verschil in perspectief. Zoals we aangaven in ons oorspronkelijk artikel, zien we de functionele en cognitieve benadering in de (klinische) psychologie niet als incompatibel en is het voor ons dus niet nodig om te kiezen voor ofwel de ene benadering ofwel de andere (zie p. 405). We zien de verschillende benaderingen eerder als verschillende perspectieven die elk kunnen bijdragen aan probleemoplossend (klinisch) handelen (zie p. 411). Terugverwijzend naar de vraag in de titel van ten Broeke en Korrelboom biedt deze visie misschien geen oplossing voor een specifiek praktisch probleem in de huidige klinische praktijk, maar wel een potentiële verrijking voor de klinische praktijk.
Het tweede deel van ons antwoord op de vraag van ten Broeke en Korrelboom is eerder impliciet aanwezig in de argumenten die we in ons oorspronkelijk artikel naar voor brachten. Traditionele functionele begrippen zoals klassieke en operante conditionering verwijzen uitsluitend naar de feitelijke (vroegere en huidige) omgeving en naar hoe gedrag daar een functie van is (zie De Houwer et al., 2024, voor een bespreking). Als dergelijke begrippen volgens Skinner en RFT problematisch zijn voor de functionele analyse van het gedrag van talige mensen, dan zijn die begrippen ook problematisch wanneer ze in hun oorspronkelijke, strikt functionele betekenis gebruikt worden door cognitieve gedragstherapeuten.
Een cognitieve gedragstherapeut zal wellicht antwoorden dat zij of hij traditioneel functionele begrippen niet meer gebruikt in de oorspronkelijke, strikt functionele betekenis (zoals klassieke en operante conditionering als veranderingen in gedrag als gevolg van contingenties in de vroegere en huidige omgeving) maar eerder in termen van mentale processen (zoals klassieke en operante conditionering als het zoeken naar relaties in de omgeving en het vormen van subjectieve verwachtingen over de toekomstige gebeurtenissen). Wij worstelen echter met de conceptuele, theoretische en praktische implicaties van deze aanpak, vooral omdat hierdoor het onderscheid tussen het functionele en het cognitieve niveau van verklaring wordt weggeveegd (zie Hughes et al., 2016). We kunnen, bijvoorbeeld, begrijpen dat het ervaren van een paniekaanval in een lift gezien kan worden als conditioneringsepisode waarbij de lift de rol speelt van de CS en de paniekaanval de rol van een US, en de angst voor de lift als een CR ten gevolge van het samengaan van de lift en de paniekaanval. Deze analyse is strikt functioneel omdat er enkel verwezen wordt naar gebeurtenissen in de vroegere en huidige omgeving en hun potentiële impact op gedrag. Wat is echter nog de betekenis van de begrippen zoals CS, US en CR als men ze, bijvoorbeeld, gebruikt om te verwijzen naar spanning (CR) die optreedt op het werk (CS) omwille van de overtuiging 'ik ben een teleurstelling als ik niet zorg voor stabiliteit en veiligheid' (US; zie Vanden Bogaerde et al., 2022, p. 159)? Dergelijke analyses kunnen een therapeutische meerwaarde hebben (bijvoorbeeld door aanleiding te geven tot interventies voor het wijzigen van specifieke overtuigingen), maar we stellen ons wel vragen bij de noodzaak om oorspronkelijk functionele begrippen als CS, US en CR zo te vervormen dat ze op een dergelijke manier kunnen worden ingezet. Zijn deze vervormde begrippen nog meer dan een ongemakkelijke herbeschrijving van het idee dat er een prikkel is (CS) die klachten ontlokt (CR) omwille van een bepaalde gedachte (US)?
Als men toch functionele concepten wil gebruiken om dergelijke cognitieve analyses aan te vullen, is het dan niet beter om concepten te gebruiken zoals regelgeleid gedrag of AARR (bijvoorbeeld: de patiënt gedraagt zich volgens de regel dat hij of zij in de werksituatie tekortschiet in het zorgen voor stabiliteit en veiligheid)? Dit is niet louter een kwestie van woorden (zoals 'overtuiging' vervangen door 'regel' of 'relateren aan') want het kan ook implicaties hebben voor handelen (bijvoorbeeld een zoektocht naar de antecedenten en consequenten van het regelgeleid gedrag of de contextuele cues die het relationeel gedrag controleren). We blijven dus geloven in een meerwaarde van een écht functioneel perspectief in de cognitieve gedragstherapie. Dit is echter niet noodzakelijk het traditionele functionele perspectief dat in wezen moet vervormd worden tot een cognitief perspectief om zinvol te zijn, maar een strikt functioneel perspectief dat geënt is op moderne functionele analyses van talig gedrag en net daardoor compatibel is met een cognitief perspectief op psychisch lijden.
We beseffen dat dit fundamentele thema's zijn die niet zomaar in het kader van een kort artikel, laat staan een antwoord op een reactie op een artikel, kunnen behandeld worden. We hopen in de komende maanden en jaren vooruitgang te boeken in het bieden van een alternatief conceptueel en theoretisch kader voor het maken van functionele analyses en de daarbij horende betekenisanalyses. We zullen onderzoeken of begrippen uit de RFT (zoals AARR, contextuele relationele cue en contextuele functionele cue) een strikt functioneel alternatief kunnen bieden voor of aanvulling kunnen zijn op begrippen uit de traditionele conditioneringsliteratuur (zoals CS, US of bekrachtiging). Hierbij blijven we streven naar een duidelijk onderscheid tussen analyses op het functionele niveau en op het cognitieve niveau omdat op die manier de meerwaarde van elk perspectief gemaximaliseerd wordt (Hughes et al., 2016). We ambiëren in de toekomst dus een vollediger antwoord te kunnen bieden op de vraag die ten Broeke en Korrelboom stellen in de titel van hun reactie, maar hopelijk hebben we bij deze voldoende verduidelijkt wat de boodschap was van ons oorspronkelijk artikel en waarin de mogelijke meerwaarde van dat artikel is gelegen.
De voorbereiding van dit artikel werd mogelijk gemaakt door de steun van het Methusalem project BOF22/MET_V/002 van de Universiteit Gent aan Jan De Houwer.
Referenties
- De Houwer, J., & Boddez, Y. (2023). Over Skinner, regelgeleid gedrag, en relational frame theory: Denken als gedrag. Gedragstherapie, 56, 402-415.
- De Houwer, J., Finn, M., Boddez, Y., Hughes, S., & Cummins, J. (2024). Relating different perspectives on how outcomes of behavior influence behavior. Journal of the Experimental Analysis of Behavior, 121, 123-133. https://doi.org/10.1002/jeab.887
- Dixon, M. R., & Hayes, S. C. (2022). On the disruptive effects of behavior analysis on behavior analysis: The high cost of keeping out acceptance and commitment therapy and training. Behavior Analysis in Practice. https://doi.org/10.1007/s40617-022-00742-4
- Hughes, S., De Houwer, J., & Perugini, M. (2016). The functional-cognitive framework for psychological research: Controversies and resolutions. International Journal of Psychology, 51, 4-14. https://doi.org/10.1002/ijop.12239
- Roane, H. S., Ringdahl, J. E., & Falcomata, T. S. (Eds.). (2015). Clinical and organizational applications of applied behavior analysis. Elsevier Academic Press.
- ten Broeke, E., & Korrelboom, K. (2024). Voor welke problemen bieden regelgeleid gedrag en de functionele analyse 2.0 eigenlijk oplossingen? Een reactie op De Houwer & Boddez (2023). Gedragstherapie, 57, 206-213.
- Vanden Bogaerde, A., Stas, P., Hoorelbeke, K., & Koster, E. (2022). Cognitieve gedragstherapie in de praktijk: Verandering op maat. Acco.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Inloggen VGCt en VVGT
Leden van de VGCt en de VVGT loggen in via de site van hun vereniging. Als u op die site bent ingelogd als lid, vindt u daar een button naar het Tijdschrift voor Gedragstherapie.
English
Behavioral Therapy: Journal for Behavioral Therapy and Cognitive Therapy ISSN 0167-7454
Information in English can be found here.